2011

Het Fundament
Donderdag 27 oktober 2011 wordt mijn boek Het Fundament: Kroniek van Sprangersbouwbedrijf –bouwers sinds 1796 gepresenteerd in de Grote Kerk van Breda. Onder het motto ‘Wilskracht, verbeeldingskracht en mankracht’ wordt een feestelijk programma gepresenteerd met als sprekers prof. dr. Jacqueline Cramer (voormalig minister van VROM) en prof. dr. Hugo Roos, emeritus hoogleraar logistiek management aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Naast interessante lezingen krijgen de ongeveer 500 genodigden een ‘netwerkborrel’ en een walking dinner aangeboden. Bovendien is er een informatiemarkt.

Plusminus kwart over zeven ’s avonds zal het eerste exemplaar van Het Fundament overhandigd worden aan ir. Dolf Sprangers, die als laatste directeur uit het geslacht Sprangers tot 1997 in dienst was van het voormalig familiebedrijf.

Commissaris van de koningin in Noord-Brabant, prof. dr. Wim van de Donk, tevens bijzonder hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg, schreef onder de noemer high tech en high touch een voorwoord in het ‘schitterende’ koffietafelboek, waarin hij de overeenkomsten schetst tussen Sprangers Bouwbedrijf en de provincie Noord-Brabant. De feestelijke locatie is ook daarom zo bijzonder omdat in de Grote Kerk van Breda in 1796 de eerste Brabantse Statenvergadering bijeenkwam, in hetzelfde jaar dus dat Sprangers Bouwbedrijf werd opgericht.

Naast de luxe koffietafelboekversie die op 27 oktober wordt gepresenteerd, zal er begin volgend jaar ook nog een integrale tekstversie verschijnen. Vanzelfsprekend minder spectaculair geïllustreerd, maar toch smaakvol uitgevoerd, met voor de historische liefhebber de oorspronkelijke, uitgebreidere tekst.

Reünie
Begin dit jaar sprak ik Fons Tuinstra, een oude studiegenoot van me en iemand voor wie ik veel respect heb. Destijds, in de jaren zeventig, nam hij na een paar jaar afscheid van de studie geschiedenis omdat hij het ‘wel gezien had’. Zonder enig diploma besloot hij zijn eigen weg te gaan. Soms kwam hij bij me langs, bijvoorbeeld omdat hij boeken zocht over de Kaukasus. Het was de tijd van de Tsjetsjeense oorlog en hij wilde eens gaan kijken wat daar nu werkelijk aan de hand was. Samen met fotograaf Jan Banning, ook een jaargenoot, beleefde hij er hachelijke avonturen met dronken Russische generaals en hun gedemoraliseerde troepen. Later, in de jaren negentig, vertrok hij naar China en woonde vele jaren in Sjanghai, juist in de tijd dat die stad booming werd. Al pratende over vroeger besloten we tot een reünie. En omdat Fons inmiddels de buurman is geworden van Nina Brink, stelde ik voor om bij hem en Renee, zijn Chinese echtgenote, in Brasschaat samen te komen. Een datum wist ik ook al, het weekend van 18-19 juni, zodat ik mijn zestigste verjaardag kon ontvluchten. We besloten enigszins ruimhartig met het begrip jaargenoten om te gaan, omdat we in de diverse werkgroepen destijds ook vaak door elkaar zaten. Het werd een heel genoeglijke bijeenkomst, dankzij vooral onze gastheer Fons, zijn vrouw Renee en Gerrit Jagt. Misschien is het niet toevallig, maar degenen die op kwamen dagen, bleken allen goed geslaagd in het leven, zoals Fons zelf natuurlijk. Sommigen moesten te elfder ure afzeggen zoals Ben van Raay, die plotseling voor zijn krant naar Amerika moest, en Leo Wessels die weer met zijn gezondheid kampte. Verrassend velen bleken in het buitenland te wonen, maar dit zal een herhaling niet beletten. Voor een verslag en deelnemerslijst verwijs ik gemakshalve naar de weblog van Fons Tuinstra. De volgende keer maken we het sommigen gemakkelijker en komen samen in Nijmegen.

Geestelijke inspiratie
In het voorjaar bezocht ik het onvolprezen en schitterend gelegen kruisherenklooster in St. Agatha nabij het Brabantse Cuyk. Hier wordt een belangrijk deel van het katholieke erfgoed liefdevol bewaard en vakkundig beheerd. Ik zocht er naar sporen van een broer en zus van mijn grootvader Antoon van der Sande (1883-1985) en vond er een schat aan gegevens. Dat tante Marie (1887-1972) stichteres en eerste priorin was van het Benedictinessenklooster aan de huidige Generaal Maczekstraat 82 in Breda wist ik, maar bijvoorbeeld niet dat Maria Margaretha Apolonia Catharina soortgelijke kloostergemeenschappen in Valkenburg en Heesch had gesticht, en zeker niet dat zij in 1960 in Oeganda op 73-jarige leeftijd maandenlang had meegeholpen om ook daar een nieuwe congregatie van de grond te tillen.

Ook de Redemptorist Herman van der Sande (1884-1964) heb ik als kind nog gekend, maar ik werd toch verrast door zijn veelzijdige, sociaal-religieus geïnspireerde leven. Eerst werkte hij als jonge priester zeven jaren in de Surinaamse missie, tot een hartkwaal hem in 1918 dwong naar Nederland terug te keren. Later werkte hij vele jaren in Rotterdam waar hij sociaal werk verrichtte onder de verwaarloosde jeugd. Hieraan besteedde hij, net zoals zijn zuster voor haar congregatie, zijn gehele, niet onaanzienlijke deel van het familiekapitaal. Schitterend om te lezen dat heeroom Herman, die veel afvallige Rotterdammers terug naar de katholieke kerk leidde, op de markt in Rotterdam tussen de kraampjes van communisten en vrijdenkers stond om zijn bekeerlingenblad Neem en lees aan de man te brengen en propaganda te maken voor zijn uitleenbibliotheek. Dit deed me denken aan mijn activistenverleden: de appel valt kennelijk nooit ver van de familieboom. Herman moet in Suriname en Nederland duizenden mensen bekeerd hebben. Voor zijn sociale werk werd hij benoemd tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau. Opvallend genoeg ontving hij geen kerkelijke (pauselijke) onderscheiding. Kennelijk was deze initiatiefrijke priester, ondanks zijn tomeloze inzet voor de Roomse zaak, niet bij al zijn collega’s even geliefd. Hermans onafhankelijke geest en zijn onorthodoxe maar zeer succesvolle initiatieven, die hij dus grotendeels uit eigen zak financierde, wekten bij sommige ordegenoten een zekere afgunst. Het ondernemen zat broer en zus nu eenmaal in het bloed, evenals bij hun zes broers, waaronder mijn grootvader Antoon, die in navolging van hun vader veel in Breda en het Brabantse bouwden.

Slovenië
Zoals elders op deze site (biografie) te lezen valt, kwam ik als verliefde jongeling in de zomer van 1970 in Slovenië terecht. Een romantisch avontuur in een land dat toen nog onderdeel uitmaakte van het socialistische Joegoslavië onder leiding van Tito. Tito die mij als lifter met zijn zwarte limousine zowat letterlijk van de sokken reed, toen hij samen met Sofia Loren van het filmfestival in het colosseum van Pula terugkeerde naar zijn vakantie-eiland voor de kust van Istrië. Stefan Mikec, een oude strijdmakker van Tito, was bepaald niet gecharmeerd van mijn hippieachtige verschijning en al helemaal niet van het ‘geflikflooi’ met dochter Darja. Ruim veertig jaar later ben ik naar zijn huis teruggekeerd. De voormalige partizaan, nog tijdens de oorlog als gevechtspiloot opgeleid in de Sovjetunie, kon mij niet meer uit zijn huis gooien. Hij bleek jaren geleden overleden. Ik sliep op zijn kamer, maar naar zijn dochter mij verzekerde, hoefde ik niet bang te zijn dat hij zich in zijn graf zou omdraaien. Hij was een onconventionele, warme man, die met zijn oude strijdmakkers graag herinneringen ophaalde aan hun opleidingstijd in Krasnodar in het zuidoosten van Europees Rusland, niet ver van de Zwarte Zee. Ondanks Tito’s breuk met de Sovjetunie bleef hij de Russen een warm hart toedragen. Wanneer hij met zijn makkers het glas hief, zongen ze steevast weemoedige Russische liederen. Hoe graag had ik met hem de slivovka achterover geslagen en hem honderduit gevraagd naar zijn Russische avonturen. Branko, een van zijn voormalige strijdmakkers leeft nog. Hij vloog later onder meer het Kroatische regeringsvliegtuig en was tevens operazanger. Hij trouwde met de veel jongere, maar ook succesvollere operazangeres Darinka Segota. Deze Kroatische sopraan vierde vooral in Duitsland (München) grote successen en werkt tegenwoordig als zangpedagoge in Stuttgart. Binnenkort hoop ik Branko te ontmoeten.

Senior onderzoeker aan RUN
Op 1 februari j.l. is mijn parttime aanstelling als senior onderzoeker aan de letterenfaculteit van de Radboud Universiteit met twee jaar verlengd. Voor mijn SUN-geschiedenis heb ik inmiddels veel betrokkenen geïnterviewd en archiefonderzoek verricht.