Foto’s

Op de bovenste foto. Tussen de bloemen nauwelijks zichtbaar achter de tafel: Ger Harmsen, naast hem redacteur Hugues Boekraad, derde van links, met de tongue in cheek, redacteur Henk Hoeks, vervolgens ondergetekende en rechts Henk van den Belt. De Oude Mol zat toen nog aan de Van Broeckhuysenstraat 48. Op de onderste foto is nog net te zien dat ik de eerste druk uit 1967 van zijn boek over de communist Daan Gouloze, in 1980 herdrukt bij de SUN, in mijn hand houd.

Prof. Ger Harmsen (1922-2005) heeft een belangrijke, richtinggevende rol gespeeld in de geschiedenis van de Nijmeegse uitgeverij SUN. Hij onderhield vooral in de eerste helft van de jaren zeventig intensief contact met de redacteuren van de uitgeverij. Op zijn instigatie begon de SUN toen o.m. met een serie herdrukken van klassieken uit de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging. Zelf publiceerde hij ook veel over die geschiedenis en over zijn verleden als lid van de Communistische Partij van Nederland. Op bijgaande foto’s zit Harmsen achter een tafel in boekhandel De Oude Mol in Nijmegen om een aantal van de bij uitgeverij SUN verschenen en herdrukte titels van zijn hand te signeren. Directe aanleiding voor deze signeersessie op 19 mei 1982 was de verschijning bij uitgeverij SUN van Harmsens Nederlands kommunisme. Gebundelde opstellen. Vanzelfsprekend wilde ik een gesigneerd exemplaar.

Juni 2008

Op vrijdag 6 juni 2008 bezochten de Heer van Avezaath en ondergetekende hun vriend dr. Otto S. Lankhorst in St. Agatha een dorpje vlakbij de Noord-Brabantse gemeente Cuyck. Of liever gezegd, we fietsten vanuit Nijmegen met Otto, die eigenlijk vrij was, naar zijn paradijselijke werkplek: het voormalige kruisherenklooster Sint Aegten. Hier is het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven ondergebracht. In dit oudste klooster van Nederland hebben tientallen kloostergemeenschappen hun kerncollecties ondergebracht, met allerlei gegevens over hun geschiedenis en werkzaamheden: archieven, boeken en tijdschriften, audiovisuele bronnen en voorwerpen. Otto is de bibliothecaris en hoofd selectie en ontsluiting, zoals dat heet. Het centrum richt zich op de geschiedenis en de betekenis van het kloosterleven in Nederland en is toegankelijk voor onderzoekers maar ook voor het gewone publiek. Zie ook de site van Kloosterleven.

Op bijgaande foto’s enige impressies van de prachtige omgeving, met in de verte het klooster, en natuurlijk de bibliotheek met incunabelen en andere kostbare boeken. De leptosome man met zijn colbertje zwierig om de schouders gedrapeerd is vriend Otto. De enigszins kalende man is Jan van Avezaath.

Juni 1999

Ter gelegenheid van het tweehonderdste geboortejaar van Ruslands nationale dichter Alexandr Poesjkin (1799-1837), (bege) leidden Hans Boland en Cees een memorabele Poesjkin-queeste naar Pskov en Sint- Petersburg. In een lyrisch reisverslag in NRC Handelsblad typeerde Lisette Lewin Hans als Poesjkins plaatsvervanger op aarde. Hans, eminent Poesjkinkenner en vertaler, maakte veel indruk met zijn talloze uit het hoofd voorgedragen gedichten en verhalen op plaatsen waar de dichter Poesjkin school ging, verbannen was, triomfeerde, vernederd werd en stierf.

Tijdens een bootreisje over de Velikajarivier naar een picnic-eiland in het Pskovse meer geven Bas Lubberhuizen. Lisette Lewin, Cees en Hans (rechts een hoekje van zijn gezicht) elkaar de wodka door.

Oktober 1997

In oktober 1997 vergezelde Cees het Nijmeegs gemeentebestuur op werkbezoek in de zusterstad Pskov. Tijdens de officiële ontmoetingen met het Pskovse gemeentebestuur, de regionale doema en het regionale opperbevel, kreeg hij allengs meer en meer de taak toebedeeld op de gastheren te toasten en ze een klein woordje toe te spreken. Het duurde even voordat de Nijmeegse bestuurders in de gaten kregen dat de meeste Russische collega’s zich in buitenlands c.q. officieel gezelschap pas ontspannen als er enige wodkaatjes gedronken zijn. Cees zette er dus een straf tempo in, wat de vriendschap der volkeren (droezba narodov) zeer ten goede kwam. De Pskovse bestuurder links op de foto, die overigens geen enkele vreemde taal sprak, had iets meer borrels nodig dan zijn Nijmeegse vrienden. Later op de avond zou ook hij zijn gewaardeerde bijdrage leveren aan de gewenste verdieping van de zusterlijke betrekkingen tussen beider steden.

De dame is Bea van Zeil de Jong Lodenstein (fractievoorzitster Leefbaar Nijmegen), de man in het midden is de toenmalige gemeentevoorlichter John de Munnik.

Zomer 1996

Op bezoek in het klooster van de Benedictijnen in Chevetogne (provincie Namen) waar sinds 1939 het kloosterleven (voornamelijk) is ingericht volgens de Byzantijnse ritus. Van links naar rechts de Belgische vrienden/slavisten Martine van Goubergen, Liutauras Kazakevicius en Jan Dierick.

Mei 1995

Na een geslaagd congres over vertaalproblemen en de geschiedenis van het vertalen (Russisch – Nederlands – Russisch) in Rusland, Nederland en Vlaanderen werden we door de Nederlandse ambassadeur in Moskou De Vos van Steenwijk uitgenodigd voor een welverdiende borrel in zijn ambtswoning. Van links naar rechts: Arthur Langeveld (Utrecht), Cees Willemsen, Jan Paul Hinrichs (Leiden) en Willem Weststeijn (Amsterdam).

Mei 1995

Congressen zijn niet alleen inspirerend voor de naar wetenschap dorstende jonge of oude intellectueel, in den vreemde worden ook vriendschapsbanden gesmeed en vanzelfsprekend wetenschappelijke contacten gelegd, vooral ‘s avonds.

Mijn hotelkamer was meestal dé ontmoetingsplaats. Mijn inzet in het wetenschappelijk debat is af te lezen aan de enigszins bezwete indruk die deze foto achterlaat. Ik meen in hotel Joegoslavië, of was het een chique studenthotel in Moskou, mei 1995.

Het congres was overigens georganiseerd door Peter van Nunen van de Hogeschool voor Tolken en Vertalers in Maastricht. Hij organiseerde vaker puike congressen in binnen-en buitenland in de jaren negentig, totdat Russisch werd wegbezuinigd in Maastricht.

Zomer 1991


Ondanks mijn grote liefde voor Rusland was ik er sinds mijn eerste bezoek in 1978 nooit meer geweest. Sinds 1987 volgde ik de ontwikkelingen aldaar op de voet via het toen spraakmakende blad Sovjet Monitor dat ik samen met slavist en Rusland correspondent voor Tros en Telegraaf Robert Vunderink had opgezet. Dat er behalve de winst van de nieuwe openheid en herstructurering voor veel Russen barre sociaal-economische tijden aanbraken, werd snel duidelijk. Sonja Barend deed in de winter van 1990/1991 een dramatisch beroep op haar landgenoten om de voormalige bondgenoten in de strijd met Hitler-Duitsland van de hongerdood te redden. Tienduizenden voedselpakketten van 13 kilo per stuk werden naar Rusland getransporteerd, voorjaar en zomer 1991.

Ik werd als Monitor gevraagd om de uitdeling van die pakketten te begeleiden en te controleren. Hartverscheurende tonelen maakten we mee, maar ook hilarische. Sommige begunstigden dachten dat we van Mars kwamen, dat zei hen nog meer dan Gollandia, het land van de goede gevers waar ze nooit van gehoord hadden.

In Nederland werd soms hardop getwijfeld of die pakketten wel goed terecht kwamen. Het was een druppel op een gloeiende plaat, maar ieder die de uitdelingen meemaakte, kreeg het plaatsvervangende schaamrood op de kaken toen de berichten doorsijpelden dat er in het welvarende, volgevreten Nederland lieden waren die gingen moraliseren over pakketten die op de zwarte markt terecht kwamen (sommige Russen verkochten liever hun pakket voor een handvol harde roebels, dan dat ze zich waagden aan voor hen volkomen onbekende produkten uit een land waar ze nooit van gehoord hadden).

De voedselactie voerde ons onder meer naar Kazan, de hoofdstad van de overwegend islamitische (toen) autonome Sovjetrepubliek Tatarstan, 800 kilometer ten oosten van Moskou. Het was een enerverend, onvergetelijk avontuur, waarbij we in plaatsen kwamen waar men nog nooit een “blanke” had gezien en dat me bijna deed besluiten me voorgoed in dit mateloze land te vestigen. Het liep anders. Als Nederlandse monitoren (blijf het een vreemde benaming vinden) vormden we een hechte crew, al schuwden we het contact met de autochtone bevolking bepaald niet. Hier drink ik met Bas Offerman, een jonge Amsterdamse filosoof en Ruslandkundige, een gezond glaasje lokale schnaps op mijn kamer in hotel Bulgar met uitzicht op de Baumann-oelitsa in Kazan.

De 13 kilo zware voedselpakketten, met Douwe Egberts koffie, suiker, soep, boter, thee en andere produkten worden uit een Nederlandse vrachtwagen geladen op een Sklad (opslagplaats/magazijn) in Kazan. Links naast me Bas Offerman, rechtsonder van achter bezien Margriet Prins en de Nederlandse chauffeur.

Februari 1991

Avond Bibliografie Russische Literatuur

Eindelijk is onze Bibliografie van Russische literatuur in Nederlandse vertaling 1789- 1985 van de Leuvense persen gerold. Bij Emmanuel Waegemans thuis in de Ballaerstraat in Antwerpen drink we er een borrel op, samen met – van links naar rechts – Robert Vacher en Henk Willemsen (helemaal rechts Manu).

Brodsky, begin jaren 90?

Daar moest ik bij zijn. J. Brodsky hield een lezing in de aula van de GU in Amsterdam. Ik vroeg hem wat van zijn vertaalde werk te signeren, waaronder de mooie essaybundel Tussen iemand en niemand. Hij streepte eerst zijn naam op de titelpagina door en zette er vervolgens in een brede boog, dwars over de hele pagina, zijn handtekening onder. Stom genoeg was ik mijn fototoestel vergeten. Gelukkig wist Elma Van Haren thuis nog een klein toestelletje te vinden. Beter iets dan niets zullen we maar zeggen over de door haar genomen kiekjes. Van Brodsky zien we een groot deel van zijn schedel en helemaal rechts een glimp van Robert Vacher. Maar wanneer was dit ook alweer, begin jaren negentig?

September 1985

Deze foto is gemaakt door Ewoud de Kat tijdens de presentatie van Karel van het Reves magnum opus Geschiedenis van de Russische literatuur. Van Vladimir de Heilige tot Anton Tsjechov in Atheneum-boekhandel te Amsterdam op vrijdag 13 september 1985. Ik had toen net besloten om bij prof. Bezemer te promoveren op “De ontvangst van de Russische literatuur in Nederland” en John Löwenhardt – toen nog werkzaam op het Oost-Europa Instituut – introduceerde mij bij Van het Reve. Een variant van deze foto is later afgedrukt in J.M.A. Biesheuvels Biesboek (Meulenhoff- Amsterdam [1988]). Biesheuvel en Van het Reve grijpen op de foto in het Biesboek (blz. 121) beiden naar hun stropdas, terwijl ik hun glimlachend observeer. Biesheuvel vraagt zijn lezers: “Alphons Allais zou hier een onderschrift bij weten. Wat doen we op de foto? U mag driemaal raden wie de man in het midden is.”

Mei-juni 1988

Wanneer is deze foto gemaakt en waar? Scheltema, Zwartjes? Ik vermoed dat deze foto genomen is ten tijde van het congres De actualiteit van de moderne Sovjetliteratuur in Amsterdam van 31 mei tot 2 juni 1988 in de Aula van de Universiteit van Amsterdam. De bescheiden Marius Broekmeyer presideerde voornamelijk in zijn eentje achter de met rode doek bedekte tafels op het podium voor in de Aula. ’s Avonds pakten we natuurlijk een pintje. Van links naar rechts: de sprankelende auteur Robert Vacher, Raymond van den Broeck, de eerste hoogleraar vertaalwetenschap in Amsterdam, vervolgens Manu die een vrolijke ondergetekende en een frisse Russische schone (tolk?) in de houdgreep houdt en daarnaast de mij dierbare auteur Jan Stavinoha, die misschien nog beter vertelt dan schrijft en dat is een prestatie, lees hem er maar op na.

Zomer 1980 – Praag

Jose in Praag

Zomer 1980, een dag vóór mijn verjaardag op 19 juni, kreeg ik sjans met José, de moeder van mijn drie zonen. We vertrokken vrij snel daarna naar Tsjecho-Slowakije. Met de trein, voordien lifte ik meestal door Europa. In Praag ergens in een park, getroffen door het zachte licht dat haar profiel omlijste, maakte ik onopgemerkt en dolverliefd deze foto van haar. Hij is me altijd dierbaar gebleven. Jose was of werd toen net 23. In Praag hoopte ik onder andere oude vrienden van mijn vader terug te vinden, waarvan we na 1968 nooit meer iets gehoord hadden. Heel naļef liet ik – toen ik hen niet aantrof – briefjes achter in de brievenbussen van dr. Siklova, een sociologe die hij tijdens de Praagse lente aan de universiteit had leren kennen en Katka, een studente die in die opwindende tijd nog bij ons thuis gelogeerd had. Na de val van de muur bleek Siklova jarenlang ergens in de provincie als poetsvrouw ondergedoken te hebben gezeten. Vrij Nederland bracht niet lang na de omwenteling haar wederwaardigheden in een groot interview met ik meen Martin van Amerongen

1980 – Manifestatie CPN

Dat waren nog eens tijden. Het moet een van mijn laatste publieke optredens zijn geweest als politiek secretaris van de Nijmeegse CPN-afdeling. Deze foto is gemaakt tijdens een publieke manifestatie in het Kolpinghuis in Nijmegen voor de Europese verkiezingen van 1980. De benaming politiek secretaris in plaats van voorzitter stamde nog uit de gebolsjeviseerde periode. Niet veel later werd ik door ’Amsterdam’ uit mijn functie ontheven. Het was het begin van het einde van een bloeiende Nijmeegse CPN- afdeling. Later na de fusie met PSP en PPR in Groenlinks, maakte de fusieclub een nieuwe bloeiperiode door. Momenteel is Groenlinks zelfs de grootste partij in Nijmegen en neemt deel aan het enige volledig linkse college van B&W in Nederland (Groenlinks&SP&PvdA).

Mijn wederwaardigheden in de Nijmeegse CPN zijn opgetekend in het boekje Communisten aan de Waal. CPN- Nijmegen 1918-1991. Wellicht dat ik de betreffende pagina’s nog eens op deze site plaats.
Zie ook het interview met Felix Kaplan in Vrij Nederland.

Mei 1978 – Moskou

Cees in Moskou

Mijn eerste reis naar Rusland (Leningrad- Novgorod- Moskou) met een groep van ruim twintig Nijmeegse geschiedenisstudenten onder leiding van Jan van der Dusse (nu hoogleraar filosofie en methodologie van de geschiedenis aan de Open Universiteit) en G. Beekelaar (nu gepensioneerd universitair hoofddocent moderne geschiedenis).

We lopen hier langs het historisch archief, het rode bakstenen gebouw dat het Rode Plein in Moskou aan een korte zijde afgrenst. Van voren gezien, loopt rechts van mij Irma Bogers en links, met lange haren Marian Rossen. De naam van de dame uiterst links, ben ik vergeten. Het was al erg warm in Moskou in de tweede week van mei en we werden daarom aangenaam verrast door de kwasautomaten op het Rode plein. Twee jaar later schreef de Volkskrant ten tijde van de Olympische spelen dat de Sovjets links en rechts drankautomaten op straat hadden geplaatst om de argeloze buitenlandse bezoeker de misleidende indruk te geven dat gewone Moskovieten ook in niet-olympische jaren hun dorst op straat konden lessen. Het waren de hoogtijdagen van een heroplevende Koude Oorlog en niet één Nederlandse krant had toen een Russische correspondent.

Voorjaar 1971

Mijn vader weigerde mij tijdens mijn pubertijd op de foto te zetten vanwege het lange haar en dito onverzorgde uiterlijk. Ik werkte nog niet zo heel lang in Sint Antonius in Etten-Leur toen ik broer Henk vroeg mij eindelijk eens te fotograferen in mijn nieuwe outfit.

De foto’s zijn vermoedelijk voorjaar 1971 genomen in onze achtertuin, tot lichte verontwaardiging van mijn moeder die vond dat e.e.a. eruitzag als een achterbuurt. De laarzen kocht ik voor 50 gulden van mijn eerste salaris (450 gulden in de maand) evenals het namaakbontje. Die kettingen kreeg of kocht ik van een creatieve therapeute in Leur. Op lesdagen verscheen ik aldus uitgedost voor dokter Schmidt en zuster Emérita, inclusief mijn ronde bril met lichtgroene glazen, die ik hier voor een paar foto’s heb afgezet. Tot plusminus mijn dertigste ben ik zo tenger gebleven. Toen stopte ik met roken en ging geleidelijk naar de verd…..

1951

Geboortekaartje Cees

Evenals bij de vijf broers en vijf zussen die na mij geboren werden, zijn we allen vernoemd naar de Heilige Maagd Maria. Ten tijde van mijn geboorte woonden mijn ouders in bij de familie Tissot van Pato op de Zandberglaan 33 in Breda. Grootmoeder Willemsen had dit huis vlak na de oorlog willen kopen voor ik meen tienduizend gulden, maar haar man, mijn opa, volgde zijn broers en kocht liever een huis in het Wilhelminapark.

Op dit adres, Turnstraat nr. 2 in Breda, is hij uiteindelijk – in tegenstelling tot zijn broers op de nummers 6 en 8 – nooit gaan wonen. Nu woont daar mijn oudste zus Marie José met haar man Herman en op nr. 8 broer Leopold met vrouw en kinderen. Eén dag na mijn geboorte werd ik gedoopt in de Sacramentskerk. Mijn roepnaam werd Kees met een K, die ik later helaas heb veranderd in een C. Toen ik veel later mijn oudste zoon Yasha, de stamhouder, in strijd met de traditie geen Lambert noemde, reageerde mijn vader met een dodelijk: “Ik had van jou meer historisch bewustzijn verwacht”. Hij had gelijk.