Bankieren in Zierikzee

De geschiedenis van de Zierikzeese Nutsspaarbank (1819-1999) begint vroeg in de negentiende eeuw, wanneer vooruitstrevende notabelen, sociaal bewogen maar ook paternalistisch, de gewone man en vrouw aansporen om wat geld opzij te leggen voor de oude dag of voor eventuele ziekte of werkeloosheid.

Sparen werd ook gezien als een nuttig instrument om het gewone volk burgerlijke normen en waarden bij te brengen als plichtsgevoel, matigheid en arbeidzaamheid. De Nutsspaarbank was de oudste bank op Schouwen-Duiveland, zelfs één van de eerste spaarbanken in Nederland en haar geschiedenis is nauw verweven met leven en lot van de eilandgemeenschap.

Door de snelle ontwikkelingen in de automatisering zag de bank zich na 180 jaar gedwongen haar onafhankelijkheid op te geven. Ze was toen al lang geen echte spaarbank meer. Als gevolg van de na-oorlogse verzorgingsstaat en de toenemende welvaart ontstond een andere houding tegenover het sparen. De komst van de girale loonbetaling in de jaren zestig van de 20ste eeuw en de toenemende concurrentie van de handelsbanken noodzaakten de Nutsspaarbank om haar servicepakket uit te breiden met zakelijke dienstverlening, verzekeringen, beleggingen en handel in vreemde valuta.

Met de overname door SNS Bank in 1999 verdween een van de allerlaatste zelfstandige banken van Nederland. Er werd een tijdvak afgesloten, maar de verbondenheid van de bank met de regio is gebleven.

Voorwoord

Woensdag 30 december 1998 brachten de landelijke dagbladen het intrigerende nieuws dat een van de
laatste zelfstandige spaarbanken in Nederland was overgenomen door de SNS Bank. Vanwege de snelle
ontwikkelingen op automatiseringsgebied zag de Zierikzeese Nutsspaarbank zich, ondanks een gezonde
financikle basis, na 180 jaar gedwongen haar zelfstandigheid op te geven. De twee overgebleven kleine zelfstandigen: Groninger Bondsspaarbanken Groep en Stichting Bondsspaarbank Katwijk, volgden de Zierikzeeknaren even later.

Hiermee werd een tijdvak afgesloten dat was begonnen in het tweede decennium van de negentiende eeuw. Vooruitstrevende notabelen, sociaal bewogen maar ook paternalistisch, maanden de gewone man en vrouw
wat centen opzij te leggen voor de oude dag of bij ziekte en werkeloosheid. Tegelijkertijd zagen ze sparen als een nuttig instrument om het gewone volk burgerlijke normen en waarden bij te brengen als plichtsgevoel, matigheid en arbeidzaamheid. Sparen vereist immers een bepaalde discipline. Niet langer zorgeloos het geld er doorheen jagen met drinken en gokken, maar de onmiddellijke behoeftebevrediging leren uitstellen en verantwoordelijkheid nemen voor de eigen, vaak ongewisse toekomst. Het gevoel van eigenwaarde en onafhankelijkheid zou erdoor versterkt worden.

De opkomst van de verzorgingsstaat, een kleine anderhalve eeuw later, veranderde het karakter van het sparen wezenlijk. De stijgende welvaart en een uitgebreid sociaal verzekeringsstelsel maakten geld opzij leggen voor de oude dag overbodig. Hiervoor in de plaats kwam het zogenaamde doelsparen, voor vakantie en luxegoederen. De invoering van de girale loonbetaling in de tweede helft van de jaren zestig van de twintigste eeuw was verantwoordelijk voor een andere revolutie op bancair gebied.

Handelsbanken werden plotseling tevens spaarbanken en spaarbanken zagen zich gedwongen het terrein van de handelsbanken te betreden. Deze branchevervaging droeg sterk bij tot een concentratie- en fusieproces in de Nederlandse bankwereld. Een proces dat in 1974 gestimuleerd werd door een wijziging van de Wet Toezicht Kredietwezen, waarbij de minimum vermogenseis voor banken werd opgeschroefd. De voormalige Nutsspaarbank Zierikzee zag zich ook om andere reden gedwongen steeds meer retail- en wholesale activiteiten, zoals particuliere woninghypotheken, handels- en ook industriefinanciering op te pakken.

De animo voor het sparen nam het laatste decennium van de vorige eeuw sterk af. Explosief stijgende huizenprijzen en aandelenkoersen maakten investeringen in onroerend goed of de beurs voor het oog veel
profijtelijker. Het totale privi-spaartegoed in Nederland nam nog wel toe, maar de spectaculaire groei was er verhoudingsgewijs uit. Vanaf het begin van de 20e eeuw heeft het totale tegoed op de Nederlandse spaarrekeningen zich in drie stappen van ruwweg een kwart eeuw met telkens een factor tien vermeerderd. Van 167 miljoen gulden aan het begin van de eeuw tot 1,7 miljard in 1937 naar 18 miljard in 1964 en 180
miljard in 1990. Aan de vooravond van de 21e eeuw zat men op plusminus 270 miljard gulden, oftewel gemiddeld 17.500 gulden per Nederlander (de helft van de staatsschuld per hoofd van de bevolking).
De voormalige Nutsspaarbank, die inmiddels dus veel meer doet dan spaartegoeden beheren, is altijd blijven pleiten voor een direct opneembaar spaartegoed. Niet uit nostalgische overwegingen maar omdat daarmee een onverwachte inkomensdip kan worden opgevangen, of om verliezen door gedwongen verkoop van huizen of aandelen tijdens een baisseperiode – zoals de afgelopen jaren – te voorkomen. Bovendien heeft de burger contant geld nodig om op het juiste moment straks weer zijn slag te kunnen slaan op de beurs.

Aan de vooravond (december 2004) van de publicatie van dit manuscript riep Nederlandse Bankdirecteur N. Wellink zijn landgenoten publiekelijk op in te teren op hun gezamenlijk spaartegoed van inmiddels 180 miljard euro. Door in 2005 drie procent van hun spaarcenten op te nemen, zou het bruto binnenlands product (bbp) na vier magere jaren met een vol procent extra kunnen groeien. Het is de vraag of de voorzichtige Nederlandse consument zijn spaargedrag zal aanpassen. Dit druist in tegen de mores van eeuwen burgerlijke opvoeding waarvan de Maatschappij tot ’t Nut van iedereen een exemplarisch voorbeeld was en gaf. Bovendien lijken matigheid, het uitstellen van de onmiddellijke behoeftebevrediging en verantwoordelijkheid nemen voor de eigen, vaak ongewisse toekomst in het licht van het huidige kabinetsbeleid net als twee eeuwen geleden aan relevantie te winnen.

Door onvoorziene omstandigheden heeft het manuscript van deze kroniek vijf jaar op de plank gelegen. Om verdere vertraging van publicatie te voorkomen hebben de SNS Bank, het SNS Fonds t Nut van Zierikzee in
samenspraak met de auteur en de redactie van Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) besloten aan de oorspronkelijk tekst zo weinig mogelijk meer te veranderen. Dit betekent dat recente literatuur over het spaarbankwezen, zoals het standaardwerk Spaarbanken in Nederland. Ideekn en organisatie, 1817-1990 van J. Dankers, J. van der Linden en J. Vos, en kronieken van spaarbanken die sinds 2000 zijn gepubliceerd, niet meer werd meegenomen.

De voetnoten zijn vanwege leesbaarheid en beschikbare ruimte vooral van verklarende aard. De citaten in de tekst verwijzen vaak expliciet, soms impliciet naar de notulen(boeken) van de vergaderingen van het bestuur
c.q. de (raad van) commissarissen van de bank, of naar de notulen van de ledenvergadering van het departement Zierikzee van de Maatschappij tot nut van t Algemeen. De bronnen zijn als zodanig dus makkelijk
traceerbaar en mede doordat de betreffende archieven sinds kort voorbeeldig ontsloten zijn door het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, kan hier volstaan worden met een verwijzing naar de achterin
dit boek vermelde vindplaatsen.

Voor het schrijven van onderhavige geschiedenis heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het vrijwel complete archief van de voormalige Nutsspaarbank, dat thans berust bij het Gemeentearchief SchouwenDuiveland in Zierikzee. Tijdens mijn onderzoek heb ik maar gedeeltelijk gebruik kunnen maken van het archief van het Zierikzeese Departement van het Nut voor t Algemeen. In het archief van de bank bevond zich slechts in notulenboek, de rest leek verdwenen. Na overdracht aan het Gemeentearchief werd het her en der verspreide archief teruggevonden.

Voor mijn onderzoek kwam deze vondst helaas te laat. Naast archiefonderzoek, interviews en beperkte literatuurstudie heb ik veel informatie en ook praktische hulp gekregen van gemeentearchivaris H. Uil en de andere medewerkers van het gemeentearchief SchouwenDuiveland. Ik dank verder de kritische meelezers: dr. H. van den Belt, dr. A.C.A.M. Bots, mr. W.H. Klaassen, Robert Vacher, drs. L.C. Willemsen en
de redactie van De kroniek van het land van de zeemeermin (SchouwenDuiveland) voor het verzorgen van deze bijzondere kroniekuitgave.

Zonder de inzet van mr. M.W.J. Hinssen, voorzitter van de hoofddirectie van SNS Bank NV, de heer A.J. Deurloo, directeur van de vestiging Zierikzee van de SNS Bank en van het bestuur van de Stichting SNS
Fonds t Nut Zierikzee, met name de heren mr. W.H. Klaassen en J.C. Schoneman, was dit boek niet tot stand gekomen.

Ten slotte wil ik deze kroniek opdragen aan mijn grootmoeder, Antonia Maria Willemsen-Logmans (1894-1982), dochter van Zierikzee, ter dierbare nagedachtenis.