De uitgeverij als cultuurmaker

Wie de jaren 1960-1970 actief heeft meebeleefd, herkent het dagelijks. De huidige drang tot bewustmaking en erkenning van identiteit en gelijkwaardigheid, zeg maar de woke-beweging, brengt een nieuwe ideologisering onder jongeren en in het academisch milieu met zich mee. Ook een halve eeuw geleden beheerste assertieve ideologische positionering de universiteiten. In de strijd om een democratische universiteit, het ontmaskeren van de heersende burgerlijke macht en de steun aan bevrijdingsbewegingen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika betuigden docenten hun politieke voorkeur aan het begin van de colleges en moesten handboeken aan ideologiekritiek worden onderworpen. Overal was discussie. Wie niet links genoeg was, behoorde tot rechts, want ideologie erkent geen neutrale positie. Het is, in terugblik, een belangrijke tijd geweest.

Nu, een halve eeuw later, is opnieuw een wending gaande in de ontwikkeling van de democratie en de verhouding tussen burgers en overheid. De winnaars en verliezers van de globalisering lijken in een verschillende werkelijkheid te leven, net zoals de kampen inzake het beheer van natuur, milieu en klimaat. Samen met de media vervullen uitgeverijen een wezenlijke rol in dergelijke transities. Kranten, andere media en uitgeefhuizen zijn voor een deel het resultaat van allerlei tijdsomstandigheden, maar belangrijker is dat zij zelf ook producent worden van sociale, politieke en culturele verandering. Zij hebben agency, werking, macht. Zij wekken discussie op en bieden een platform voor publiek debat, produceren nieuwe ideologische kaders en creëren milieus van gelijkgestemden en tegenstanders.

De Socialistische Uitgeverij Nijmegen is bij uitstek zo’n uitgeefhuis geweest. De SUN kwam in 1969 voort uit de Kritiese Universiteit en materieel ondersteund door studentendrukkerij SSN, die kort daarvoor door de Nijmeegse studentenbeweging was opgericht. Een eigen uitgeverij moest de kritische, democratiserende universitaire bewegingen een publicatiekanaal bieden en de linkse strijd intellectuele voeding geven. In de jaren 1970 groeide de SUN snel uit tot een professionele uitgeverij met een programmatisch fonds van publicaties over marxistische filosofie, de arbeidersbeweging, kritische kunst- en cultuuranalyse en feminisme. Hoewel er ook andere linkse uitgeverijen actief waren, zoals Van Gennep, Pegasus en SUA, vormde de SUN een decennium lang het centrum van de linkse intellectuele beweging.

De uitgeverij functioneerde als een soort onderzoeksinstituut dat de linkse beweging voorzag van een theoretische en historische basis, vanuit varianten van de marxistische filosofie, om de hervorming van politiek en maatschappij wetenschappelijk te funderen. In de heftige richtingenstrijd tussen radicale bewegingen, arbeiderisme en de CPN hield de SUN een betrekkelijk eigen koers. Door haar katholieke Brabantse en Limburgse achtergrond verschilde de Nijmeegse studentenbeweging van die in Amsterdam en andere Nederlandse universiteitssteden. De kwestie van de arbeidersklasse bleef toch in zekere zin onderwerp van abstracte, theoretische en idealistische beschouwing. Het succes van al dit ernstige getheoretiseer was overigens verbluffend. Van Ernest Mandels Inleiding in de marxistiese ekonomie werden 48.000 exemplaren verkocht, van de aflevering over studenten- en arbeidersbeweging van het tijdschrift Te Elfder Ure (1971) tienduizenden exemplaren.

Omstreeks 1980 begon deze theoretische ijver te verflauwen. De linkse studentenbeweging ging zich concentreren op praktisch activisme, in de vrouwen- en de krakersbeweging, milieu- en antikernenergiegroepen en solidariteit met de derde wereld. Links raakte in het defensief, het grootse hervormingsidealisme en het maakbaarheidsidee strandden op de weerbarstige praktijk. Het marxisme, in al zijn varianten intellectueel uitgeput, bood geen nieuwe inspiratie meer. In de jaren tachtig ontwikkelde de SUN zich tot een brede kwaliteitsuitgeverij op cultuurwetenschappelijk gebied.

De betekenis van de SUN voor het linkse publieke debat in Nederland rechtvaardigt een studie die meer is dan een bedrijfsgeschiedenis. De marxistische erfenis van het Aggiornamento van Cees Willemsen is een brede cultuurgeschiedenis van de intellectuele bewegingen waaruit de SUN voortkwam en de bewegingen die door de uitgeverij ontstonden. De titel maakt duidelijk welke visie op de SUN Willemsen presenteert. Het Aggiornamento was de modernisering van de katholieke kerk die in de jaren zestig onder paus Johannes XXIII via het Tweede Vaticaans Concilie gestalte kreeg. Willemsen schetst hoe vanaf de jaren 1930-1950 zoekende, progressieve katholieke intellectuelen ten dele uit de kring van de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) belangstelling gingen tonen voor een humanistisch opgevat marxisme, dat leek aan te sluiten bij christelijke waarden van gemeenschapszin en sociale rechtvaardigheid.

Die discussie was gaande in de jaren zestig, toen een nieuwe generatie studenten uit Brabant en Limburg ging studeren, vaak als eersten in hun familie met toegang tot een academische vorming. Het katholieke milieu van de KUN was heel anders dan het milieu van het libertaire Amsterdam. Het was sterker gekleurd door een idealistisch en humanistisch gevoel, maar in de levensbeschouwelijke ernst van de jongeren lag ook een neiging tot antiburgerlijk radicalisme. Nijmegen was een culturele omgeving met een eigen karakter, een min of meer zelfstandig circuit, waarin een jonge dichter en vertaler als Pé Hawinkels kon uitgroeien tot een cultfiguur.

Dat juist ontkerkelijkende katholieken gevoelig waren voor het marxisme als nieuwe verbindende en inspirerende ideologie is sinds de jaren zestig vaker door publicisten betoogd. Cees Willemsen laat breed gedocumenteerd zien waarom dat zo was, hoe en via wie die transformatie verliep en hoe dat doorwerkte in de Nijmeegse studentenbeweging en de kring van jongeren die de SUN oprichtten. Centraal staan de jaren 1969-1983, de hoogtijdagen van het linkse intellectuele debat, dat in terugblik van een indrukwekkende ernst en diepgang is geweest, en tegelijk van een onvruchtbare scholastieke theoriezucht. De SUN en het tijdschrift Te Elfder Ure waren een decennium lang zowel producent als podium van uitputtende discussies over interpretaties van het marxisme en de varianten van het structuralisme. Het is de laatste nabloei geweest van de Franse en Duitse filosofie in Nederland voor de Angelsaksische wetenschapscultuur alles zou wegvagen. Ook toen het marxisme na 1980 uit de belangstelling van een nieuwe lichting studenten en progressieve intellectuelen verdween en de SUN zich omvormde tot een kwaliteitsfonds van studies op het gebied van mentaliteits- en cultuurgeschiedenis, filosofie, literatuur en architectuur, is het de verdienste van deze uitgeverij geweest de Nederlandse geesteswetenschappen te blijven inspireren met vertalingen van de actuele Franse en Duitse wetenschap.

Als geschiedschrijving is deze studie van Cees Willemsen anatomie op een levend lichaam, want de meeste hoofdpersonen zijn, hoewel wat ouder, nog actieve getuigen van de hier beschreven periode en van hun eigen uitgeverijproject. Het is altijd moeilijk jezelf als historisch personage geïnterpreteerd te zien. Er zijn zeker andere visies op de achtergrond en motiveringen van de SUN-kring mogelijk. Maar alle goede geschiedschrijving geeft betekenis aan een stuk verleden door middel van een sterke these. De marxistische erfenis van het Aggiornamento opent een nieuwe discussie over de interpretatie van de ‘linkse jaren’. Bij alle sektarische haarkloverijen is het misschien toch het laatste grote intellectuele debat geweest dat in Nederland heeft plaatsgevonden aangaande het zoeken naar een nieuwe grondslag voor de inrichting van een rechtvaardige en solidaire samenleving, voordat het neoliberalisme en het nuts- en marktdenken zich als paradigma vestigden zonder intellectueel of maatschappelijk debat ‒ gewoon, als nieuwe normaliteit.

Remieg Aerts